Wat betekenen de instellingen op mijn systeem- of spiegelreflexcamera?
In het kort
De sluitertijd, het diafragma en de ISO gevoeligheid hebben effect op de belichting van je foto. Ze worden daarom samen de belichtingsdriehoek genoemd. Zodra je iets verandert aan 1 van de 3, moet je de andere 2 ook aanpassen om de balans te behouden. Je kunt het diafragma het beste zien als de knop van een kraan, de sluitertijd als de tijd die je de kraan open laat staan en de ISO als de grootte van het glas dat je vult.
Wat betekent sluitertijd, diafragma, ISO en witbalans?
Sluitertijd
Met de sluitertijd bepaal je of het onderwerp bevroren of bewogen op de foto komt. Dat eerste is vooral handig bij actiefoto's. De meeste camera's kennen sluitertijden van 30 seconden tot 1/4000 seconde. Hoe korter je de sluiter open laat, hoe stiller de onderwerpen staan op de foto. Wil je een waterval fotograferen waarbij het water lijkt te stromen? Dan zet je de sluitertijd lang open. Dit doe je ook als je witte en rode lichtstrepen van auto's op de foto wil zetten.
Diafragma
Het diafragma (aangeduid met f) bepaalt de scherptediepte verhouding van de foto. Bij een lage diafragmawaarde van bijvoorbeeld 2,8, creëer je een groot contrast tussen de scherpe en onscherpe delen. Als je kiest voor een diafragma van 11 of hoger, wordt alles langzaam op de foto even scherp. Een lage diafragmawaarde is handig voor portretfotografie, omdat dan alleen de persoon scherp is. Hogere getallen werken goed voor landschapsfotografie, omdat je dan alles even scherp op de foto wil hebben.
ISO
De beeldsensor van een camera presteert het beste bij lage lichtgevoeligheden. Probeer daarom altijd te beginnen met een ISO waarde van 100 of 200. Bij hoge ISO waarden heb je kans op kwaliteitsverlies door ruis. Bij sommige camera's gaat de kwaliteit van de foto's al achteruit bij een ISO van boven de 400. Bij andere camera's is dit pas bij 3200. Je gebruikt een hogere ISO waarde bijvoorbeeld binnenshuis of in de schemer.
Witbalans
Als je een foto maakt, maakt de camera eigenlijk drie opnames: voor de kleuren rood, groen en blauw. Deze kleuren vormen samen in de juiste verhouding wit licht op de foto. Afhankelijk van het type licht dat je vastlegt, nemen de kleuren verschillende verhoudingen aan. Soms klopt de lichtmeting niet en krijgt je foto een blauwe of rode gloed. In dat geval stel je de witbalans handmatig in. Op je camera vind je verschillende lichttypen terug die matchen met jouw gebruikssituatie.
Hoe werkt de belichtingsdriehoek?
Je begint bij het instellen van de ISO waarde, die wil je namelijk zo laag mogelijk houden. Voor weinig scherptediepte kies je voor een groot diafragma. Dit betekent een grote lensopening. Daarom kies je voor een kortere sluitertijd zodat de foto niet overbelicht raakt. Wil je juist een langere sluitertijd? Dan komt er automatisch meer licht binnen, dus pas je het diafragma aan zodat de cameraopening kleiner wordt. Dit doe je tot het streepje op de lichtmeter bij 0 staat.