Hoe stel je het diafragma op jouw systeemcamera in?
Stap 1: zoek de juiste stand op
Neem je systeemcamera in de hand en zet hem aan. Om alleen het diafragma aan te passen, zet je de camera op de Av- (Canon) of A-stand (Nikon/Sony). In deze stand past de camera de andere instellingen automatisch aan het diafragma aan dat jij kiest. Als je deze stand niet hebt, gebruik je de M-stand waarin je alles handmatig instelt. Kies de juiste stand door aan de bedieningsknop te draaien bovenop de camera.
Stap 2: bepaal het juiste diafragma
Om te bepalen welk diafragma je nodig hebt, bekijk je eerst het onderwerp dat je gaat fotograferen. Als je een landschapsfoto maakt, kies je voor een klein diafragma. Bij het maken van een portretfoto, gebruik je een groot diafragma. Een klein diafragma herken je aan een hoog getal, een groot diafragma aan een laag getal. Diafragmawaarden worden uitgeschreven met een letter 'f' met daarachter een getal. De getallen lopen meestal uiteen van 1 tot 30.
Stap 3: stel de camera in op het gekozen diafragma
Het type systeemcamera dat je hebt, bepaalt vaak hoe je het diafragma instelt. Bij instapmodellen stel je het diafragma meestal in via het touchscreen of de knoppen op het toestel. Op een geavanceerde systeemcamera zit er bovenop het toestel meestal een wieltje waarmee je het diafragma bepaalt. Open via het scherm de diafragma-instellingen en kies de waarde die je nodig hebt. Of kies door aan het wieltje te draaien het juiste diafragma.
Stap 4: maak de foto
Bekijk het onderwerp opnieuw nu je het juiste diafragma hebt geselecteerd. Heb je het onderwerp goed in beeld? Op sommige systeemcamera's zie je meteen wat de instellingen met het beeld doen. Bepaal of je tevreden bent met het gekozen diafragma. Als dat zo is, kun je de foto gaan maken. Dit doe je natuurlijk door op de afdrukknop te drukken. Deze knop zit meestal bovenop je systeemcamera.