Zo maak je de beste landschapsfoto

Op een landschapsfoto wil je natuurlijk zo veel mogelijk laten zien. Om een zo groot mogelijke beeldhoek te krijgen, gebruik je een groothoeklens. Een lens met een brandpunt van 15 mm heeft een beeldhoek van 111 graden breed. Ter vergelijking: ons oog heeft een beeldhoek van slechts 45 graden. Het enige nadeel van een groothoeklens is de vervorming aan de randen. Objecten op de voorgrond krijgen een bolvormig uiterlijk door de grote hoek. Dit kan natuurlijk ook een leuk effect zijn.

Het beeld dat je fotografeert bij landschapsfotografie wil je meestal helemaal scherp hebben. In fototermen heet dit een grote scherptediepte. Om dit te bereiken gebruik je het grootste diafragmagetal. Je kunt de rest van de instellingen automatisch laten aanpassen door de camera in de AV- of A-stand. Als je voor een handmatige instelling kiest, gebruik je een langere sluitertijd om de foto niet te donker te laten worden. Zet de camera vervolgens op een statief om bewegingsonscherpte te voorkomen.

Wil je graag een dramatisch effect creëren in je landschapsfoto's? Werk dan met een groot licht-donkercontrast. Omdat de lucht overdag fel is, raakt een deel van de foto snel overbelicht. Dit wil je niet, dus pas je de belichting later aan in een bewerkingsprogramma. Wie hier niet handig in is, draait de belichting naar beneden bij door de sluitertijd of de ISO aan te passen. Maak een aantal foto's met verschillende instellingen en kijk later op welke foto je het licht-donkercontrast het mooist vindt.

In een landschap heb je meestal een groot vergezicht. Om indruk te maken met je landschapsfoto benadruk je die diepte. Dit doe je door het beeld op te delen in een voor-, midden- en achtergrond. Op deze manier worden de verhoudingen goed zichtbaar in de foto. Denk hierbij aan stenen op de voorgrond, een vlak groen stuk in het midden en bergen op de achtergrond. Een bergweggetje naar beneden of rivier helpen ook om de diepte te benadrukken.