Tips voor het maken van de beste sportfoto
Tip 1: kies de juiste lens
Sportfotografie begint bij een goede lens. Met een telelens schiet je mooie close-ups van de sporters terwijl je langs de zijlijn staat. Een lens met een brandpuntsafstand van tussen de 70 en 200 mm is hier al voldoende voor. Er zijn wat duurdere lenzen beschikbaar waarmee je nog verder inzoomt. Let bij de aanschaf van de lens ook op het maximale diafragma. Hoe groter het diafragma, hoe meer licht de lens vangt.
Tip 2: verken de omgeving
Om te bepalen wat toffe standpunten zijn voor je foto's, is het goed om de locatie van tevoren te verkennen. Hierdoor kies je gemakkelijk waar je gaat staan tijdens de wedstrijd of het evenement. Wil je bijvoorbeeld een sporter van voren of juist van de zijkant fotograferen? Probeer daarnaast ook te spelen met je compositie. Hoewel bij de meeste foto's een rechte horizon mooi is, is het bij sportfoto's vaak spannender om een foto bijvoorbeeld schuin te maken.
Tip 3: bevries alleen het onderwerp
Wil je alleen het bewegende onderwerp bevriezen en de achtergrond vaag houden? Dan beweeg je met de camera met het onderwerp mee terwijl je de ontspanner half ingedrukt houdt. Het is belangrijk dat je dezelfde snelheid aanhoudt als de sporter. Dit trucje vergt veel oefening. Ontdek door te oefenen welke sluitertijd je hiervoor nodig hebt. Probeer het eens met een sluitertijd vanaf 1/125.
Tip 4: gebruik geen automatische sportstand
Op de meeste camera's zit een automatische sportstand. Om je sportfoto's naar een hoger level te tillen, stel je je camera handmatig in. Zo heb je meer grip op de belichting van het beeld. Daarnaast pas je meer creatieve effecten toe als je de camera helemaal naar wens instelt. Probeer wel altijd de ISO waarde laag te houden om ruis te voorkomen. Met een korte sluitertijd, gebruik je een groot diafragma zodat je foto niet onderbelicht raakt.
Tip 5: stel snel scherp op bewegende onderwerpen
Omdat je onderwerpen continu bewegen, moet je camera snel scherp kunnen stellen. Als je de continue autofocus modus gebruikt (AF-C of Al servo) blijft de camera continu gefocust op je onderwerp. Als je de ontspanner half indrukt zodra het onderwerp in beeld komt, blijft de camera je onderwerp volgen bij beweging. In de AF-A (Nikon) of Al focus (Canon) stand kiest de camera zelf welke autofocus modus het beste van toepassing is op de situatie. Wel zo gemakkelijk.
Tip 6: gebruik de burst modus
Voor sportfotografie heb je een camera nodig die veel foto's achter elkaar maakt. Dit wordt uitgedrukt in het aantal frames per seconde (fps). Als je je camera in de burst modus zet, maakt de camera automatisch een x aantal foto's achter elkaar. Het aantal stel je vaak zelf in. Zo maak je gemakkelijker een foto van dat bijzondere moment tijdens een wedstrijd. Let er wel op dat je geheugenkaart snel genoeg is om het aantal fps te verwerken.
Tip 7: ken je sport
Zorg ervoor dat je genoeg weet over de sport die je gaat fotograferen. Weet welke wendingen de wedstrijd bijvoorbeeld kan nemen, ken de spelregels en weet welk gedrag de sporters kunnen vertonen. Zo sta je altijd op het goede moment klaar met je camera. Op deze manier speel je ook op de beste manier in op de emotie van de sport. Dit levert vaak unieke plaatjes op van passie tijdens wedstrijden.