Hoe werkt een zonnepaneel?
Zonnecellen en elektronen
Een zonnepaneel bestaat uit zonnecellen. Deze cellen hebben 2 lagen silicium, waar een scheidingslaag tussen zit. In de ene laag silicium zitten meer elektronen, waardoor deze positief geladen is. De andere laag is negatief geladen omdat deze minder elektronen heeft. Zodra de zon op het paneel schijnt, bewegen de elektronen van de positieve laag naar de negatieve laag. Deze beweging zorgt voor een spanningsveld, dat gelijkstroom oplevert.
Fingers en busbars
Wanneer je een zonnepaneel van dichtbij bekijkt, zie je veel lijnen lopen. Deze lijnen verdeel je in 2 soorten, namelijk smalle en brede. De smalle lijnen (fingers) zijn met elkaar verbonden door de bredere lijnen (busbars). Via deze lijnen loopt de opgewekte energie naar een centraal punt. Vanaf hier gaat de energie van het paneel via een kabel naar de omvormer. De omvormer zet de opgewekte energie daarna om in wisselstroom, die je gebruikt voor elektrische apparaten in je huis.
Verschillende lagen
Een zonnepaneel heeft veel verschillende lagen. De bovenste laag is een soort plastic folie, met fingers en busbars. De plastic folie beschermt de zonnecellen tegen schokken, stoten en vocht. Over de folie zit een glazen plaat met een frame. Het frame zorgt ervoor dat alle onderdelen bij elkaar blijven. De achterplaat beschermt de achterkant van het zonnepaneel.